Hoe turf het Hunzedal veranderde
Buinerveen, Gasselternijveen, Nieuw Annerveen: als je van Exloërveen, binnendoor dwars door het Hunzedal richting Zuidlaarderveen gaat, kom je langs dertien verschillende dorpsnamen die eindigen met ‘veen’. Dit is geen toeval. De Hunze is jarenlang bepalend geweest voor het vervoer van veen, ook wel turf genoemd. En turf, op zijn beurt is bepalend geweest voor het karakter van het Hunzedal.
Al in de middeleeuwen waren de meeste bomen in Nederland gekapt en werd er gezocht naar een alternatieve brandstof voor hout. Niet alleen in Drenthe, in grote delen van Nederland kwam veen voor. Veenvorming is zo'n 10.000 jaar geleden op grote schaal begonnen toen het natter werd, de zeespiegel steeg en de waterafvoer ging stagneren. Veen bestaat uit afgestorven plantenmateriaal dat naar de bodem zakt. Door zuurstofgebrek, breken de plantenresten niet af en hopen zich op tot een veenpakket. Als het natte veen is gestoken en gedroogd, is het de perfecte brandstof. Van ongeveer de elfde- tot de achttiende eeuw, stookte Nederland dit gedroogde veen.
Het ‘bruine goud’ vaart over de Hunze
In eerste instantie werd vooral hoogveen gestoken. Dit is veen dat regenwaterafhankelijk is. Halverwege de achttiende eeuw kwam de grootschalige laagveenderij op gang en werd ook grondwaterafhankelijk veen afgestoken. Het veen werd afgegraven en te drogen gelegd, waarna het vervoerd werd naar de steden. Rondom afgravingsgebieden ontstonden dorpen. Er werden kanalen gegraven om het veen te vervoeren en er ontstonden soms plassen op de plekken waar het veen afgegraven was. Op andere plekken kwam de zandondergrond aan het oppervlak te liggen, de zogenaamde dalgronden.
De Hunze of Oostermoersche vaart speelde een belangrijke rol bij het transport van het ‘bruine goud’. De beek was honderden jaren een drukke verkeersader met schepen die richting de stad Groningen voeren. Makkelijk was dit niet; de Hunze was eigenlijk te ondiep voor de zwaarbeladen schepen. Met kniepen, simpele houten stuwen, werd de beek beter bevaarbaar gemaakt. Uiteindelijk besloot de stad Groningen in 1767 het Stadskanaal te laten graven. Door het nieuwe kanaal aan de Groningse kant van de grens te maken, zorgde de stad ervoor dat ze de turfhandel volledig in handen had.
De geboorte van Mondendorpen
Vijftig jaar later, in 1817, sloten negen Drentse Hondsrugdorpen een convenant met de stad Groningen waarin de afvoer van de Drentse turf door het Stadskanaal geregeld werd. Deze afspraak zorgde voor een verandering in het landschap. De oude veendorpen lagen evenwijdig aan de Hondsrug, de nieuwe Drentse Mondendorpen kwamen er dwars op te liggen, langs de afvoerkanalen voor de turf. Zo komt het dat veel dorpen in het Hunzedal een veen- en een mondversie hebben, zoals Drouwenermond, Eerste Exloërmond en tweede Exloërmond. Tussen 1870 en 1880 bereikte de productie van turf hier zijn hoogtepunt.
Om te zorgen dat de afgegraven gebieden niet veranderden in één groot meer, werd de grond nadat het veen was verwijderd ontwaterd. Overal werden sloten gegraven die uitkwamen op kanalen. Uiteindelijk werd de grond droger en geschikt voor landbouw en veeteelt. Toen olie en gas het gebruik van turf begonnen te vervangen, werd het Hunzedal een boerengebied.
Terug naar de natuur
Door de steeds intensievere landbouw werden veel beken halverwege de twintigste eeuw gekanaliseerd. De Hunze werd dieper gemaakt en rechtgetrokken. Hierdoor werd kwelwater snel afgevoerd en werd de grond droger, en geschikter voor landbouw en veeteelt. Begin jaren ‘90 bleek dat er nog maar weinig natuur over was en dat het slecht ging met de biodiversiteit. Sindsdien wordt er gewerkt aan het terugbrengen van natuur in het Hunzedal. Zo veranderde het Hunzedal door de eeuwen heen van ondoordringbaar moeras tot landbouwgebied, waar inmiddels ook weer meer ruimte is voor de natuur.
Veel meer over de verveningsgeschiedenis van het Hunzedal is te lezen in het boek 750 jaar Oostermoerse venen.
Turfsteker in Valthe, 1927
Foto uit de collectie van het Drents Archief
Een familie stapelt turf op een boot, 1927
Foto uit de collectie van het Drents Archief