Laat de Hunze door je gedachten stromen


Een goed gedicht, doet iets met je. Het roept een gevoel op, geeft een andere invalshoek, of werpt nieuw licht op een onderwerp, vindt Willem Tjebbe Oostenbrink. Voor Prolander is hij voor het Hunze-programma betrokken bij het pilotproject natuur-inclusieve landbouw in het Achterste Diep. Daarnaast is hij dichter. Hij schrijft in het Nedersaksisch (Westerkwartiers/West-Gronings) en in het Nederlands en won verschillende prijzen. Als jurylid beoordeelt hij de gedichten van onze poëziewedstrijd ‘Mien plekkie bij de Hunze’. Hij neemt ons mee in zijn werkwijze en geeft tips voor het schrijven van een gedicht.

Willem Tjebbe houdt van taal. Hij heeft altijd veel geschreven, maar pas toen hij vanuit Amsterdam, terug naar zijn geboortestreek het Westerkwartier in Groningen verhuisde, ging hij zich meer verdiepen in het schrijven van poëzie. “Ik publiceer sinds twaalf jaar gedichten en vind het leuk om onderwerpen in woorden te vangen en te experimenteren met verschillende talen. Doorontwikkelde talen hebben vaak veel moderne, technische termen. Streektalen hebben dat minder. Ik vind het een uitdaging om moderne onderwerpen op een mooie manier in streektaal te beschrijven. ”

Inspiratie is overal

Inspiratie voor zijn gedichten vindt hij in alledaagse dingen; gesprekken tussen mensen of gebeurtenissen of straat. Als hij een opdracht krijgt, verdiept hij zich eerst in het onderwerp. “Stel: ik moet iets schrijven over machines. Dat lijkt me een lastig onderwerp, het spreekt mij niet zo aan. Toch kan het dan interessant zijn om er een gedicht over te schrijven. Dan begin ik met onderzoek. Wat is een machine, waaruit bestaat een machine, waar lijkt het op en wat doet het precies? Het is goed om vergelijkingen en metaforen te bedenken. Soms begin ik met een oefening en verbind ik het woord machine aan willekeurige andere woorden. Wat is een machine in relatie tot een huis, een mens of een potlood? Ik brainstorm hier vrij over en laat me in eerste instantie nergens door weerhouden. De helft van wat ik schrijf is onzin, maar als ik dat later filter, komen er interessante verbindingen naar voren die ik kan gebruiken in mijn gedicht.”

Willem Tjebbe gebruikt verschillende manieren om te beginnen met een gedicht. Soms schrijft hij iedere dag een kwartier iets over een onderwerp in prozastijl, maar vrij associërend. Na een week legt hij al deze teksten bij elkaar en zoekt de interessante formuleringen en zinnen. “Dat kan veel opleveren; soms te veel. Dan moet je schiften en weglaten. Er zijn ook momenten dat ik voor een meer gestructureerde aanpak kies. Dan gebruik ik bijvoorbeeld de nieuwsbericht-methode: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe. Als ik die vragen over een onderwerp beantwoord kan er ook een thema naar boven komen om over te schrijven.” Het mooie van schrijven is, dat je verschillende perspectieven kunt kiezen. Je kunt schrijven vanuit een ander persoon, maar ook vanuit het perspectief van een boom of voorwerp. De ik-persoon in een gedicht is niet gelijk aan de dichter.

Wees niet bang om te schrijven

De meeste teksten waar hij mee begint, halen overigens zijn gedichten niet. “Ik wil mensen vooral meegeven dat ze niet bang moeten zijn om te schrijven. Ga gewoon aan de slag, schrijf alles op wat in je naar boven komt en filter daar de mooie dingen uit. Kijk wat je zelf als interessante gedachte of overweging aan een gedicht kunt toevoegen.” Zijn eigen gedichten vindt hij goed als er een gelaagdheid in het gedicht kan ontstaan. “Als ik mijn eigen poëzie lees en daarna denk: ‘Nou en…’, dan is het niet goed. Ik wil geraakt worden door wat ik schrijf en hoop daar ook andere mensen mee te raken.”

De poëziewedstrijd Mien plekkie bij de Hunze, gaat natuurlijk over de Hunze, maar dat wil niet zeggen dat deelnemers per sé een natuurgedicht moeten schrijven. “Misschien zijn mensen wel in Limburg of Oostenrijk en denken ze aan de Hunze. Of verbinden ze de Hunze aan een hele andere ervaring. Poëzie zit vol mogelijkheden. Ik nodig deelnemers uit om de Hunze zo breed mogelijk door hun gedachten te laten stromen en dat op papier te zetten. Ik kijk uit naar de inzendingen. De gedichten mogen in het Nederlands en in het Drents (of andere Nedersaksische streektaal).”

Meedoen aan de wedstrijd? Lees alle informatie in het artikel Poëziewedstrijd: het Hunzedal gevangen in taal.

Glas

Sterren stoan an e hemel

hoe meer ik tuur

ien e diepte van t heelal

hoe meer verleden mij omspant.

Elke dag ken ik vedder

terugkieken, mor even ver veuruut.

Strek de vingers uut ien t duuster,

op aarmslengte zie k de moantjes

van e noagels al niet meer.

Met t oog druk ik tegen et glas,

mörgen blift aan anerkaant

van mien denken.


Willem Tjebbe Oostenbrink.

Foto: Teodozja Wieloch